“Je bent nu een jaar op de plek waarvan jij dacht dat ‘ze er zeker niet met z’n allen koffie zouden drinken’. Dat zou te aards zijn, te menselijk gedacht. Hoe het daar wel zou zijn, wist je niet. En dat idee probeerde je ook los te laten. Je wilde je focussen op de tijd dat je hier nog zou zijn. Een stukje van die tijd, twee maanden, mocht ik met je meereizen.”
Dit zou de eerste alinea kunnen zijn van een brief die ik graag aan Loes zou schrijven. Ik leerde Loes kennen in het najaar van 2019. Ik was toen al een paar jaar bezig met het voortraject van mijn laatste documentaire. Ik wilde één iemand volgen in zijn/haar laatste levensfase in een hospice. Wat gebeurt er met je wanneer je weet dat je op korte termijn komt te overlijden. Welke ruimte is er dan, tussen de emoties van angst, verdriet of onmacht door, om het leven los te laten. Ik had inmiddels uitgebreide research gedaan en stagegelopen in een hospice, een filmplan geschreven en ingediend bij het Mediafonds, een subsidie gekregen, een korte opleiding tot stervensbegeleider gevolgd, nog meer meegewerkt in verschillende hospices, mijn verhaal verteld aan artsen, verpleegkundigen en vrijwilligers én ik had, eerlijk gezegd, af en toe de hoop even verloren. In hospice De Duinsche Hoeve in Rosmalen mocht ik al veel eerder de lieve mevrouw Bergmans filmen. Urenlang bracht ik door in haar kamer. Ook wanneer ze sliep. Dit was heel bijzonder. Haar situatie bleef medisch stabiel en dit betekent soms in een hospice dat je daar dan niet kunt blijven. Mevrouw Bergmans verhuisde naar een verpleegtehuis. Hier stopte voor mij de opnamen. Een paar maanden later mocht ik thuis filmen bij de oude eierboer uit Rosmalen Zijn situatie verslechterde snel en ik ben vroegtijdig gestopt met filmen.
Ik had inmiddels ook een aantal prachtige ontmoetingen gehad met mensen die heel graag wilde meewerken aan mijn film, maar uiteindelijk bang waren dat het te belastend zou zijn voor hun familie. En ohhhhh, ik begreep iedereen zo enorm goed. Het hele idee voor de film is namelijk ontstaan uit mijn eigen ervaring met het stervensproces van mijn vader. Had ik er toen een camera bij willen hebben? Nee, op dat moment zeker niet. Achteraf? Ja, toch wel. Ik heb nu niet eens een foto van die periode. Zo stom dat ik daar niet aan heb gedacht. Wat had ik die nu graag gehad. En toen kwam Loes. Loes wilde weleens met mij kennismaken. En van Loes mocht ik een week later komen met mijn camera en dan zouden we wel zien. Toen ik kwam had Loes toch wat reserves; “kun je mij niet gewoon diffuus in beeld brengen, niet dat je mij zo pontificaal ziet?” Want anders trok ze zo de aandacht, vond ze. We spraken af dat we wel zouden zien en ik ben gaan filmen.
Vanaf dag 1 liet ik elke keer wanneer ik naar huis ging aan Loes de beelden zien die ik gemaakt had, zodat zij zelf de film ook zou zien. En vanaf dag 1 vond Loes haar diffuse shots prachtig en haar close shots toch ook heel mooi. Carte blanche gaf ze mij, zonder dat specifiek te benoemen. De film werd tijdens het proces net zoveel van haar als van mij. Want Loes wilde laten zien wat zij ‘de p.s. aan haar leven’ noemde, want zo ervaarde zij haar tijd in het hospice.
En zo werd, terwijl Loes stierf, de film ‘p.s. Loes’ geboren.
Door de maatregelen rondom Covid-19 heeft de film nog niet haar officiële première gehad, dit moment komt nog. Geen haast. Wel geef ik regelmatig een interne vertoning aan hospice medewerkers en ziekenhuis verpleegkundigen. Dit zijn hele intieme bijeenkomsten, omdat we samen deelgenoot worden van de laatste weken van Loes en omdat zij ons toestaat dat te doen.
En weet je, Loes. We drinken daar dan koffie bij. Heel aards zou jij zeggen. Ik ben benieuwd hoe het bij jou is.